ECLI:NL:HR:2002:AF0494
Hoge Raad
- Herziening
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam
In deze zaak gaat het om een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, uitgesproken op 8 mei 2001. De aanvrager, geboren in Marokko in 1972, was bij verstek veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van ƒ 250,--, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De aanvraag tot herziening is ingediend door mr. J. Frissen, advocaat te 's-Gravenhage. De aanvrager heeft aangevoerd dat zijn toenmalige advocaat, mr. Linssen-Van Rossum, telefonisch contact heeft gehad met het parket van de Rechtbank te Rotterdam, waar een parketmedewerker zou hebben bevestigd dat de dagvaarding was ingetrokken en dat de aanvrager niet hoefde te verschijnen. Hierdoor is de aanvrager niet ter terechtzitting verschenen.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457, 459 en 460. De Hoge Raad oordeelt dat de aanvraag niet kan worden ontvangen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoen aan de eisen die gesteld worden voor herziening. De Hoge Raad stelt vast dat de informatie die de aanvrager heeft ontvangen van de parketmedewerker niet zou hebben geleid tot een andere beslissing van de Politierechter. De aanvraag tot herziening is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 29 oktober 2002 door vice-president W.J.M. Davids, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann. De beslissing is in aanwezigheid van de waarnemend-griffier L.J.J. Braber uitgesproken.