ECLI:NL:HR:2002:AF1589
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en uitgaven voor levensonderhoud
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 45.362. De belanghebbende, die het niet eens was met deze uitspraak, ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde tot ƒ 44.648. De Staatssecretaris van Financiën stelde hiertegen beroep in cassatie in.
De Hoge Raad behandelt de rechtsklachten van de Staatssecretaris, die onder andere betogen dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat een uitgave van ƒ 1513,75 voor het levensonderhoud van de dochter van belanghebbende, die verslaafd is aan drugs en alcohol, als aftrekbare uitgave kan worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat de uitgave terecht is aangetoond met een schriftelijk bewijsstuk, namelijk een nota van de tandarts.
Daarnaast wordt er gediscussieerd over de aard van de uitgaven. De Hoge Raad bevestigt dat de uitgaven door belanghebbende zijn gedaan voor de verwerving van tandheelkundige hulp en dat deze uitgaven niet onder de uitgaven ter zake van ziekte vallen, maar onder de uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud. De Hoge Raad concludeert dat de rechtsklachten van de Staatssecretaris falen en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 6 december 2002.