ECLI:NL:HR:2003:AE6117
Hoge Raad
- Herziening
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake overtreding van het RVV 1990 met betrekking tot een proefrit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2003 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter te Rotterdam. De aanvrager was veroordeeld voor een overtreding van artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990), begaan op 11 september 1998. De aanvrager stelde dat hij niet de dader was, maar dat een ander, genaamd [betrokkene 1], de overtreding had begaan. Ter onderbouwing van deze stelling werd een schriftelijke verklaring van [betrokkene 1] overgelegd, waarin hij aangaf op de bewuste datum gebruik te hebben gemaakt van de auto van de aanvrager voor een proefrit.
De Hoge Raad heeft in een tussenarrest van 8 oktober 2002 een nader onderzoek gelast, waarbij de Raadsheer-Commissaris mr. A.J.A. van Dorst werd benoemd om dit onderzoek uit te voeren. De Raadsheer-Commissaris verzocht de Hoofdofficier van Justitie bij de Rechtbank te Rotterdam om [betrokkene 1] te horen over zijn verklaring. Echter, het onderzoek naar de woon- of verblijfplaats van [betrokkene 1] leverde geen resultaat op, waardoor de aanvrager niet in staat was om [betrokkene 1] te horen.
De Hoge Raad oordeelde dat, aangezien de aanvrager geen gegevens had verstrekt over de woon- of verblijfplaats van [betrokkene 1], de verklaring van [betrokkene 1] niet het ernstige vermoeden kon wekken dat de overtreding niet door de aanvrager was begaan. De aanvraag tot herziening werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen, conform artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart.