ECLI:NL:HR:2003:AF0144
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verdeling van nalatenschap en cassatieprocedure
In deze zaak heeft verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], gedagvaard voor de Rechtbank te Haarlem op 8 augustus 1997. De vordering van [verweerster] betrof de medewerking van [eiseres] aan de verdeling van de nalatenschap van hun moeder, met een specifieke vordering tot betaling van ƒ 20.047,80 uit de boedel. [Eiseres] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat [verweerster] alle bescheiden met betrekking tot de nalatenschap van hun vader en moeder in het geding zou brengen. Daarnaast heeft [eiseres] subsidiair gevorderd dat [verweerster] zou meewerken aan de verdeling van de nalatenschap ten overstaan van een notaris en een onzijdig persoon.
De Rechtbank heeft op 12 oktober 1999 in zowel conventie als reconventie geoordeeld dat aan [verweerster] alle activa van de nalatenschap worden toebedeeld, met de verplichting om de passiva te dragen, terwijl het aandeel van [eiseres] op nihil werd gesteld. [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 7 december 2000 het vonnis heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld, waarop [verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 3 januari 2003 door de vice-president R. Herrmann als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.