ECLI:NL:HR:2003:AF0225

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/080HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen beslissing Kantonrechter

In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie, hierna te noemen [verzoeker], een civiele procedure gevoerd tegen de Beheersmaatschappij van Vaste Activa B.V. voor de Kantonrechter. Na de beslissing van de Kantonrechter heeft [verzoeker] zich tot de Rechtbank te Amsterdam gewend, maar deze heeft op 23 juli 2001 geweigerd het hoger beroep te behandelen omdat [verzoeker] niet door een procureur was vertegenwoordigd. Hierop heeft [verzoeker] hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de zaak terugwees naar de Rechtbank. De Rechtbank weigerde echter opnieuw de zaak in behandeling te nemen.

Op 28 augustus 2002 heeft [verzoeker] de Hoge Raad verzocht om de beslissing van de Kantonrechter te vernietigen. De conclusie van Advocaat-Generaal L. Strikwerda was dat [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn cassatieberoep. [Verzoeker] heeft hierop gereageerd, maar uit de overgelegde stukken blijkt niet waarop het cassatieberoep betrekking heeft. De Hoge Raad concludeert dat indien het cassatieberoep betrekking heeft op een uitspraak van de Kantonrechter, dit beroep bij dagvaarding ingesteld had moeten worden, of indien het een rekest betreft, het verzoekschrift door een advocaat bij de Hoge Raad getekend had moeten zijn.

Aangezien de brief van [verzoeker] niet door een advocaat was getekend, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn beroep. De beschikking is gegeven op 10 januari 2003 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein betrokken waren.

Uitspraak

10 januari 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/080HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - is als procespartij betrokken geweest in een civiele procedure voor een Kantonrechter tegen de Beheersmaatschappij van Vaste Activa B.V.
Naar aanleiding van de beslissing van deze Kantonrechter heeft [verzoeker] zich bij ongedateerde brief gewend tot de Rechtbank te Amsterdam.
De Rechtbank heeft blijkens een brief van 23 juli 2001, afkomstig van de waarnemend griffier van de Rechtbank, geweigerd het hoger beroep te behandelen op de grond dat [verzoeker] niet door een procureur vertegenwoordigd werd.
[Verzoeker] stelt dat hij hierop hoger beroep heeft aangetekend bij het Gerechtshof te Amsterdam en dat dit Hof de zaak heeft teruggewezen naar de Rechtbank. [Verzoeker] stelt dat de Rechtbank opnieuw geweigerd heeft de zaak in behandeling te nemen.
2. Het geding in cassatie
Bij brief van 28 augustus 2002 heeft [verzoeker] de Hoge Raad verzocht de beslissing van de Kantonrechter te vernietigen. De brief van [verzoeker] is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.
[Verzoeker] heeft bij brief van 1 december 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Uit de door [verzoeker] overgelegde stukken, waarbij zich niet een rechterlijke uitspraak bevindt, blijkt niet waarop het onderhavige cassatieberoep betrekking heeft. Uit de brief van 28 augustus 2002 kan afgeleid worden dat is bedoeld cassatieberoep in te stellen tegen een uitspraak van een kantonrechter. Indien aangenomen moet worden dat de bij de kantonrechter gevoerde procedure een dagvaardingsprocedure is, had het cassatieberoep ingevolge het bepaalde in art. 407 lid 1 Rv. bij dagvaarding moeten worden ingesteld. Indien aangenomen moet worden dat de bestreden beslissing van de kantonrechter is gegeven op rekest, had het verzoekschrift ingevolge het bepaalde in art. 426a lid 1 Rv. getekend moeten worden door een advocaat bij de Hoge Raad.
Voormelde brief van 28 augustus 2002 is niet getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Een en ander brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 januari 2003.