ECLI:NL:HR:2003:AF1305
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gebruik van merken en dwangsom in kort geding
In deze zaak heeft We Netherlands B.V. (eiseres tot cassatie) HMG (verweerster in cassatie) gedagvaard in kort geding voor de President van de Rechtbank te Utrecht. De eiseres vorderde dat HMG zou worden bevolen om met onmiddellijke ingang ieder gebruik van het teken 'ME' of andere overeenstemmende merken te staken, op straffe van een dwangsom van ƒ 25.000,-- per overtreding. De President heeft op 23 maart 2001 de vordering toegewezen, maar met de bepaling dat de dwangsom vatbaar was voor matiging. HMG heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waar We Netherlands voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft op 27 september 2001 het vonnis van de President vernietigd en de vorderingen van We Netherlands afgewezen.
Tegen dit arrest heeft We Netherlands cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De advocaten van beide partijen hebben op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en We Netherlands veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 301,85 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.