ECLI:NL:HR:2003:AF1792

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/164HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van cassatie door de Hoge Raad in een civiele zaak betreffende schadevergoeding

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], op 21 november 1997 verweerders in cassatie, Academisch Ziekenhuis Rotterdam (AZR) en [Verweerder 2], gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam. De eisers vorderden schadevergoeding van de verweerders, die zij beschuldigden van wanprestatie en/of onrechtmatige daad. De Rechtbank heeft op 24 september 1998 de vordering afgewezen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 28 februari 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal J. Spier, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De advocaat van de eisers heeft gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft op 10 januari 2003 het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

10 januari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/164HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2]
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. ACADEMISCH ZIEKENHUIS ROTTERDAM, zetelende te Rotterdam,
2. [Verweerder 2], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploiten van 21 november 1997 verweerders in cassatie - verder te noemen: AZR c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam en gevorderd:
1. AZR c.s. te veroordelen, des dat de één betalende de ander gekweten zij, tot vergoeding aan eiser tot cassatie sub 1 (hierna afzonderlijk te noemen: [eiser 1]) van alle schade, welke [eiser 1] direct en indirect geleden heeft en nog mocht lijden, als gevolg van de door verweerder in cassatie sub 2 (hierna: [verweerder 2]) verrichte als wanprestatie en/of onrechtmatige daad te kwalificeren handelingen;
2. [verweerder 2] te veroordelen tot vergoeding aan [eiser] c.s. van alle schade, welke [eiser] c.s. ieder voor zich direct en indirect geleden hebben en nog mochten lijden, als gevolg van de door [verweerder 2] verrichte als wanprestatie en/of onrechtmatige daad te kwalificeren handeling;
3. verweerder in cassatie sub 1 (verder: AZR) te veroordelen tot vergoeding aan [eiser] c.s. van alle schade, welke [eiser] c.s. ieder voor zich direct en indirect geleden hebben en nog mochten lijden, als gevolg van de door [verweerder 2] verrichte als wanprestatie en/of onrechtmatige daad te kwalificeren handeling;
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, tevens te verhogen met de wettelijke rente.
AZR c.s. hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 24 september 1998 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 28 februari 2001 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
AZR c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 4 november 2002 op deze conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van AZR c.s. begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 januari 2003.