ECLI:NL:HR:2003:AF4123
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van rente door verbonden lichamen in de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 december 2001, betreffende de beschikking van de Inspecteur over de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998. De Inspecteur had gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag in de vennootschapsbelasting het verlies van belanghebbende vastgesteld op ƒ 1.097.848. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende en A B.V. in 1998 verbonden lichamen waren in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. A B.V. was opgenomen in een fiscale eenheid met B, terwijl belanghebbende niet tot deze fiscale eenheid behoorde. Belanghebbende had in 1998 een vordering op A B.V. verkregen en ontving rente, die niet in aftrek kwam bij het bepalen van de winst van A B.V. De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende over de uitleg van artikel II, lid 1, van de Wijzigingswet en concludeert dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat deze bepaling niet van toepassing is op de situatie van belanghebbende.
De Hoge Raad wijst de motiveringsklacht van belanghebbende af en concludeert dat de onderhavige zaak vergelijkbaar is met een eerdere zaak, waarin het Hof ook oordeelde dat de situatie na inwerkingtreding van de Wijzigingswet tot stand is gekomen. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.