ECLI:NL:HR:2003:AF4124
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over verkrijgingsprijs van aandelen in aanmerkelijk belang
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 december 2001, betreffende de beschikking van de Inspecteur van 21 januari 2000. De Inspecteur had de verkrijgingsprijs van aandelen, die tot een aanmerkelijk belang behoren, vastgesteld op f 16.855.245. Deze beschikking werd door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie dat door belanghebbende is ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
In het cassatiegeding was in geschil de waarde in het economische verkeer van de door belanghebbende gehouden aandelen in de A B.V. per 1 januari 1997. Het Hof had geoordeeld dat de waarde dient te worden vastgesteld op f 16.855.245. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste opvatting van het begrip waarde in het economische verkeer. Bovendien is het oordeel verweven met waarderingen van feitelijke aard, waardoor het in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst. De Hoge Raad concludeert dat het middel faalt en dat de uitspraak van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 februari 2003 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.