ECLI:NL:HR:2003:AF4530

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 april 2002, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 7237. Later volgde een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 21.257, die na bezwaar door de Inspecteur werd verminderd tot ƒ 18.082. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde, maar belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde in zijn bezwaar. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

Het Hof had aangenomen dat de navorderingsaanslag was gedagtekend op 3 maart 2000, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Deze aanname was gebaseerd op een computeruitdraai en uitlatingen van partijen tijdens de zitting. Echter, belanghebbende overhandigde een kopie van het biljet van de navorderingsaanslag, gedateerd 31 maart 2000, waaruit bleek dat de dagtekening van de navorderingsaanslag anders was dan het Hof had aangenomen. De Staatssecretaris van Financiën gaf aan dat de dagtekening van 31 maart 2000 correct was.

De Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling van het Hof niet begrijpelijk was en dat de uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens gelastte de Hoge Raad dat de Staat het griffierecht van € 82 aan belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten in cassatie, en na verwijzing zal het Hof beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten dient te worden toegekend.

Uitspraak

Nr. 38.214
14 februari 2003
AF
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 april 2002, nr. BK 344/01, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 7237.
Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 21.257, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 18.082.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en belanghebbende alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij verweerschrift zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft aangenomen dat de onderhavige navorderingsaanslag is gedagtekend 3 maart 2000 en heeft in verband daarmede het bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
De voormelde aanname, welke afwijkt van datgene waarvan belanghebbende en de Inspecteur tot dan toe waren uitgegaan, heeft het Hof gegrond op een computeruitdraai uit het automatiseringssysteem van de inspectie en op uitlatingen van partijen daaromtrent ter zitting van het Hof.
3.2. Belanghebbende heeft bij zijn beroepschrift in cassatie overgelegd een kopie van het biljet van de navorderingsaanslag, gedagtekend 31 maart 2000. In het verweerschrift in cassatie heeft de Staatssecretaris aangegeven dat ervan kan worden uitgegaan dat dit de juiste dagtekening is. In het licht hiervan is niet begrijpelijk 's Hofs vaststelling dat de onderhavige navorderingsaanslag is gedagtekend 3 maart 2000.
Dit brengt mee dat 's Hofs uitspraak, als niet naar de eis der wet met redenen omkleed, niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek van de zaak in volle omvang.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten in cassatie. Na verwijzing zal door het Hof worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 82.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2003.