ECLI:NL:HR:2003:AF4608
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gerechtelijke verklaring en betaling na conservatoir derdenbeslag
In deze zaak heeft eiser, handelende onder de naam W.E.L.-ACCOUNTANCY, Anova Zorgverzekeringen U.A. gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Eiser vorderde een gerechtelijke verklaring van de vorderingen die door een eerder gelegd beslag op de stichting De Biltse Hof waren getroffen, alsook betaling van hetgeen aan hem zou toekomen. De Rechtbank heeft Anova bij tussenvonnis van 21 juni 2000 veroordeeld tot betaling van ƒ 59.119,-- aan eiser. Anova ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, waar eiser incidenteel hoger beroep instelde en zijn eis vermeerderde. Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de vordering van eiser afgewezen.
Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat Anova op de beslagdatum, 14 augustus 1998, verklaarde niets aan De Biltse Hof verschuldigd te zijn. Eiser betwistte deze verklaring en stelde dat de betalingen die Anova na de beslaglegging had gedaan, van waarde waren. De Hoge Raad oordeelde dat de niet-inachtneming van de termijn voor betekening van het vonnis van 24 september 1998 meebracht dat betalingen gedaan vóór het verstrijken van de termijn van art. 722 Rv. niet van waarde waren. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft Anova in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 372,61 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman en vier andere raadsheren, en openbaar uitgesproken op 9 mei 2003.