ECLI:NL:HR:2003:AF5362
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag in de inkomstenbelasting en de behandeling van ondernemingsvermogen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 november 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 76.595, en na bezwaar was deze door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad heeft de feiten als volgt vastgesteld: belanghebbende drijft sinds 1982 een eenmanszaak en had op 31 december 1996 een schuld in rekening-courant aan de bank van ƒ 134.410,66. In de jaren 1989 tot en met 1996 behaalde hij jaarlijkse winsten tussen ƒ 60.707 en ƒ 112.530, terwijl de privé-opnamen in die jaren de winst met ƒ 81.744 overtroffen. De Inspecteur stelde dat het ondernemingsvermogen van belanghebbende lager is dan nihil, wat leidde tot een afname van de oudedagsreserve.
Het Hof moest beoordelen of de schuld in rekening-courant volledig tot het ondernemingsvermogen behoort of deels tot het privé-vermogen. De Hoge Raad oordeelde dat een negatief saldo van een rekening-courant bij een bank een ondernemingsschuld vormt, tenzij er een onmiskenbaar verband is met niet-reguliere privé-uitgaven. Het Hof had terecht geoordeeld dat de privé-opnamen niet automatisch leidden tot een classificatie van een deel van de schuld als privé-schuld. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.