ECLI:NL:HR:2003:AF5365

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38055
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag afvalstoffenheffing gemeente Zaanstad en industriële bestemming perceel

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 oktober 2001, nr. 00/3377, betreffende een aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Zaanstad voor het jaar 1999. De aanslag, ter hoogte van ƒ 442,20, was opgelegd na bezwaar door het hoofd van de afdeling heffing en invordering van de gemeente Zaanstad. Het Hof had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.

In de procedure heeft belanghebbende betoogd dat de gemeente Zaanstad niet verplicht was tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, gezien de industriële bestemming van zijn perceel. Het Hof heeft echter vastgesteld dat dit standpunt niet ter zitting is ingetrokken, waardoor de klacht van belanghebbende gegrond werd verklaard. Desondanks oordeelde de Hoge Raad dat de industriële bestemming van het perceel niet in de weg staat aan de verplichting van de gemeente om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, aangezien er in het perceel, dat volgens het Hof een woning is, geregeld huishoudelijke afvalstoffen konden ontstaan.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 7 maart 2003 door raadsheer L. Monné als voorzitter, samen met raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 38.055
7 maart 2003
cl
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 oktober 2001, nr. 00/3377, betreffende na te melden aanslag in de afvalstoffenheffing.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Zaanstad opgelegd ten bedrage van ƒ 442,20, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling heffing en invordering van de gemeente Zaanstad is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. In zijn beroepschrift en conclusie van repliek voor het Hof heeft belanghebbende met een beroep op de industriële bestemming van zijn perceel bestreden dat de gemeente Zaanstad met betrekking tot zijn perceel verplicht was tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Uit 's Hofs uitspraak en het proces-verbaal van de zitting blijkt niet dat belanghebbende dat standpunt ter zitting heeft laten vallen. De klacht tegen 's Hofs vaststelling dat door belanghebbende niet is betwist dat de gemeente verplicht was tot zodanige dienstverlening, is derhalve gegrond.
3.2. Niettemin kan de klacht niet tot cassatie leiden. Een industriële bestemming van belanghebbendes perceel staat niet in de weg aan de onder 3.1 bedoelde verplichting van de gemeente, aangezien die bestemming er niet aan afdoet dat in het onderhavige perceel, dat volgens 's Hofs in cassatie niet bestreden vaststelling een woning is, geregeld huishoudelijke afvalstoffen konden ontstaan.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2003.