ECLI:NL:HR:2003:AF5366

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38314
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepassing van scholingsaftrek in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 april 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 103.807, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag naar f 103.798. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.

In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in 1998 lid was van een vereniging die voor de belastingheffing als transparante maatschap werd behandeld. Enkele leden van deze vereniging verzorgden interne scholing voor de werknemers. Belanghebbende wilde de winstaandelen van deze leden in aanmerking nemen voor de scholingsaftrek, zoals bedoeld in artikel 11c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof oordeelde echter dat er geen sprake was van kosten of lasten van scholing, omdat deze niet ten laste van de winst van de belastingplichtige kwamen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de overige middelen van belanghebbende ook niet tot cassatie konden leiden.

De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 maart 2003 door de vice-president en de raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 38.314
7 maart 2003
S
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ´s-Gravenhage van 26 april 2002, nr. BK-00/00390, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 103.807, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 103.798. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende was in 1998 lid van een voor de belastingheffing over de winst als transparante maatschap behandelde vereniging. In dat jaar hebben enige leden van de vereniging zich beziggehouden met het verzorgen van een interne opleiding voor de werknemers van de vereniging.
Belanghebbende wenst voor de toepassing van de scholingsaftrek als bedoeld in artikel 11c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) de winstaandelen van de leden die zich hebben beziggehouden met het verzorgen van de interne scholing - op voltijdsbasis gemiddeld 1,6 leden - , in aanmerking te nemen als de in artikel 11c, lid 1, van de Wet genoemde kosten en lasten van scholing.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat van kosten en lasten van scholing in de zin van artikel 11c, lid 1, van de Wet geen sprake is indien geen kosten of lasten ten laste van de winst van de belastingplichtige komen. Dit oordeel is juist. Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof terecht geoordeeld dat de winstaandelen van de leden die zich hebben beziggehouden met de interne scholing niet als kosten en lasten van scholing in de zin van artikel 11c, lid 1, van de Wet, kunnen worden aangemerkt. Het eerste middel faalt derhalve.
3.3. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu deze middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M.van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2003.