ECLI:NL:HR:2003:AF5420

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02550/02 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op 1 april 2003, inzake een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 27 september 2002. De Rechtbank had de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika toelaatbaar verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 en ten tijde van het beroep gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Haarlem, heeft beroep in cassatie ingesteld. Namens hem heeft advocaat mr. G. Meijers middelen van cassatie voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, omdat de Rechtbank verzuimd heeft de feiten te vermelden waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, en art. 47 Sr niet heeft vermeld als mede toepasselijke wetsbepaling.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor zover de Rechtbank de feiten niet heeft vermeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verzochte uitlevering kan worden toegestaan voor de feiten zoals omschreven in de bij het uitleveringsverzoek overgelegde Affidavit en de daarbij gevoegde stukken. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van de middelen geconcludeerd dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Rechtbank voldeed niet aan de eisen van de wet, omdat het aanhoudingsbevel niet was gehecht. De Hoge Raad heeft dit verzuim hersteld en de feiten waarvoor uitlevering kan worden toegestaan, zijn vastgesteld als strafbaar op grond van de in de bestreden uitspraak vermelde wetsbepalingen en art. 47 Sr.

Uitspraak

1 april 2003
Strafkamer
nr. 02550/02 U
SCR/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 27 september 2002, nummer RK 02/472, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats], ten tijde van het instellen van beroep in cassatie gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Haarlem.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika toelaatbaar verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen voorzover de Rechtbank heeft verzuimd de feiten te vermelden waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan en art. 47 Sr te vermelden als mede toepasselijke wetsbepaling, en in zoverre zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van de bestreden uitspraak naar aanleiding van het tweede middel en ambtshalve
4.1. Het middel bevat de klacht dat in de bestreden uitspraak niet de feiten zijn vermeld waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan.
4.2. Het dictum van de bestreden uitspraak houdt als beslissing van de Rechtbank in:
"verklaart toelaatbaar de uitlevering (...) ter strafvervolging terzake van de feiten, omschreven in het aanhoudingsbevel, welk stuk als bijlage aan deze uitspraak is gehecht."
4.3. Bedoeld aanhoudingsbevel is niet aan de bestreden uitspraak gehecht. Daardoor voldoet de uitspraak niet aan de eisen van art. 28, derde lid, UW. De Hoge Raad zal dit verzuim herstellen.
4.4. De feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan zijn naar Nederlands recht strafbaar op grond van de in de bestreden uitspraak vermelde wetsbepalingen alsmede op grond van art. 47 Sr.
5. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat, nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend voorzover de Rechtbank heeft verzuimd de feiten te vermelden waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan;
Verstaat dat de verzochte uitlevering van de opgeeiste persoon kan worden toegestaan voor de feiten als omschreven in de bij het uitleveringsverzoek overgelegde Affidavit nr. 02-173M van 16 mei 2002 en de daarbij als bijlagen A en D gevoegde stukken, te weten de Indictment nr. 02-99 en de Affidavit van 16 mei 2002;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 1 april 2003.