ECLI:NL:HR:2003:AF5430

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03462/00 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam met betrekking tot diefstal

Op 1 april 2003 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in 1999 was veroordeeld voor diefstal en een gevangenisstraf van twee maanden had gekregen. De aanvrager stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, waarbij een ander de personalia van de aanvrager had opgegeven tijdens zijn aanhouding.

Naar aanleiding van de aanvraag heeft de Advocaat-Generaal Machielse een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek, uitgevoerd door dhr. P. Heeren, politieparketsecretaris van district Amsterdam Noord, heeft niet geleid tot de gewenste resultaten. De aanvrager had onvoldoende gereageerd op verzoeken om contact, waardoor de mogelijkheid om de juistheid van zijn stellingen aan te tonen niet kon worden vastgesteld. De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende steun boden voor de stelling van de aanvrager dat er sprake was van een persoonsverwisseling.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening afgewezen op basis van artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de aangevoerde feiten niet het ernstige vermoeden wekten dat, indien zij bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

1 april 2003
Strafkamer
nr. 03462/00 H
IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 1 oktober 1999, nummer 13/061762-99, ingediend door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft - voorzover voor de beoordeling van de aanvraag van belang - de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. De aanvraag berust op de stelling dat er sprake is van een omstandigheid als evenvermeld. Daartoe wordt aangevoerd dat niet de aanvrager, maar een ander het bewezenverklaarde feit heeft begaan en dat deze bij zijn aanhouding tegenover de politie de personalia van de aanvrager heeft opgegeven. Ter staving van deze stelling is onder meer overgelegd een door de politie opgemaakt proces-verbaal nr. PL0763/00-217946. Dit proces-verbaal bevat een aangifte van de aanvrager ter zake van het valselijk gebruik van zijn persoonsgegevens en handtekening door een zekere [A].
4.3. Naar aanleiding van de aanvraag is op verzoek van de Advocaat-Generaal Machielse een onderzoek ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een schrijven van 13 september 2002 van K. Gerritsen, Officier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Amsterdam, inhoudende onder meer:
"In juni 2002 heb ik dhr. P. Heeren, politieparketsecretaris van district Amsterdam Noord, verzocht onderzoek te doen naar de vermeende persoonsverwisseling. Hij heeft daartoe telefonisch contact gehad met de raadsman van [aanvrager], mr. Jaasma, met het verzoek zijn cliënt op het politiebureau te laten komen ter daadwerkelijke vergelijking van de veroordeelde [aanvrager] en de (foto en vingerafdrukken van de) destijds aangehouden persoon. Vanaf die tijd (eind juni 2002) heeft dhr. Heeren herhaaldelijk - al dan niet met succes - bij mr. Jaasma geïnformeerd naar de stand van zaken, in ieder geval eind juli, begin augustus en half augustus 2002. Het lukte mr. Jaasma kennelijk niet om contact met zijn cliënt te krijgen. Op 22 augustus 2002 heeft dhr. Heeren zowel aan [aanvrager] als aan zijn raadsman een (aangetekende) brief verzonden met het dringende verzoek contact op te nemen. Hierop is geen reactie gekomen. Uit de gemeenschappelijke basisadministratie blijkt dat het adres waarnaar die brief is gezonden, het adres is waar [aanvrager] staat ingeschreven. Tot slot heeft dhr. Heeren op 9 september 2002 contact gehad met mr. Jaasma, hetgeen evenmin iets opleverde.
De conclusie van het bovenstaande moet zijn dat [aanvrager] voldoende gelegenheid heeft gehad de juistheid van zijn stellingen aan te tonen."
4.4. Gelet op de hiervoor onder 4.3 weergegeven resultaten van het te dezen ingestelde onderzoek, geeft de inhoud van de hiervoor onder 4.2 weergegeven aangifte onvoldoende steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat er sprake is van een persoonsverwisseling. Het aangevoerde kan derhalve niet worden aangemerkt als een omstandigheid die het onder 4.1 bedoelde ernstige vermoeden doet ontstaan. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 468 Sv worden afgewezen.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 1 april 2003.