ECLI:NL:HR:2003:AF6545

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01403/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor zware mishandeling door het Gerechtshof te Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 december 2001 een verdachte heeft veroordeeld voor zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in [woonplaats], had eerder een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 8 juni 2000 gekregen. Het Gerechtshof heeft de verdachte veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van tweeduizend gulden, terwijl de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering. De advocaat van de verdachte, mr. S.T. van Berge Henegouwen en mr. J.W. Heemskerk, hebben middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van mr. Heemskerk op de conclusie van de Advocaat-Generaal. In de beoordeling van de middelen heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat er geen grond aanwezig was voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is uitgesproken op 3 juni 2003 door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon.

Uitspraak

3 juni 2003
Strafkamer
nr. 01403/02
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 december 2001 nummer 23/002883-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 8 juni 2000 - de verdachte ter zake van "zware mishandeling" veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van tweeduizend gulden, en is de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Voorts is aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mrs. S.T. van Berge Henegouwen en J.W. Heemskerk, beiden advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van mr. Heemskerk op de conclusie van de
Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 3 juni 2003.