ECLI:NL:HR:2003:AF7102
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en kwijtscheldingsbesluit
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van B.V. X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 februari 2002, nr. BK-00/01408, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en een kwijtscheldingsbesluit. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1994, bedroeg ƒ 22.875, met een verhoging van ƒ 15.248, waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een kwijtschelding tot 25 procent heeft verleend. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging, heeft de Inspecteur deze handhaafd. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft de feiten en het procesverloop in deze zaak vastgesteld. De naheffingsaanslag heeft betrekking op de vergoeding van reiskosten aan werknemers van belanghebbende die werkzaam waren op het bedrijfsterrein van A te Q. Het Hof heeft vastgesteld dat dit terrein een lengte van 2,4 km en een breedte van ongeveer 1,5 km heeft, en dat het aan één zijde geheel door water is afgesloten. Het terrein heeft verschillende toegangspoorten en parkeerterreinen voor bezoekers. Het Hof concludeert dat het terrein als één geheel moet worden aangemerkt als een 'plaats waar arbeid wordt verricht' in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof juist is en dat het middel faalt. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond.