ECLI:NL:HR:2003:AF8158

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38252
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake belastingbeschikking en onbehoorlijk bestuur

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 februari 2002, nr. BK-00/00880. De zaak betreft een beschikking van de Inspecteur die verklaarde dat belanghebbende voor het jaar 2000 voldeed aan de voorwaarden van artikel 3d, lid 1, van de Wet. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur deze verklaring herroepen en een nieuwe verklaring afgegeven met dezelfde inhoud. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende en komt tot de conclusie dat deze falen. De klachten die zich richten tegen de rechtsoverwegingen 6.3 en 6.4 van de uitspraak van het Hof worden verworpen, omdat de oordelen daarin juist zijn. Tevens wordt vastgesteld dat belanghebbende geen belang heeft bij de beoordeling van haar betoog over onbehoorlijk bestuur door de Inspecteur, aangezien dit niet kan leiden tot vernietiging van de beschikking.

De Hoge Raad oordeelt verder dat de overige klachten ook niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 2 mei 2003.

Uitspraak

Nr. 38.252
2 mei 2003
BK
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 februari 2002, nr. BK-00/00880, betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 3d, lid 2, van de Ziekenfondswet (tekst 2000; hierna: de Wet).
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft bij beschikking verklaard dat belanghebbende wat betreft het jaar 2000 voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3d, lid 1, van de Wet.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de verklaring herroepen en in de plaats daarvan een nieuwe verklaring verstrekt met dezelfde inhoud.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. De klachten falen voorzover zij zich keren tegen de rechtsoverwegingen 6.3 en 6.4 van 's Hofs uitspraak, omdat de daarin vervatte oordelen juist zijn (met dien verstande dat het Hof in de aanhef van de tweede volzin van rechtsoverweging 6.4 klaarblijkelijk heeft bedoeld te verwijzen naar het onder 6.3 overwogene).
3.2. Hieruit vloeit tevens voort dat belanghebbende in de onderhavige procedure geen belang heeft bij de beoordeling van haar betoog dat de Inspecteur zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur door de bestreden beschikking (die betrekking heeft op het jaar 2000) eerst te geven op 9 februari 2000, op welk tijdstip belanghebbende, naar zij stelt, niet meer in de gelegenheid was haar lopende particuliere ziektekostenverzekering met ingang van 1 januari 2000 te beëindigen. Juistheid van dat betoog zou immers niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking.
3.3. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling (vgl. HR 21 februari 2003, nr. 36558, V-N 2003/13.16, en HR 7 maart 2003, nr. 36642, V-N 2003/16.21).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2003.