ECLI:NL:HR:2003:AF8484

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38051
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 januari 2002, nr. BK-00/02769, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 57.701. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de klacht van belanghebbende dat de betaling van ƒ 16.410, gedaan op 26 maart 1998 ter afkoop van een jaarlijkse canon, als een periodieke betaling ingevolge een erfpachtsrecht zou moeten worden aangemerkt. Het Hof had echter geoordeeld dat deze betaling niet als zodanig kon worden gekwalificeerd volgens artikel 42a, lid 1, juncto artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van het Hof juist is en dat de klacht van belanghebbende faalt.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 9 mei 2003 door de raadsheer L. Monné als voorzitter, samen met de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 38.051
9 mei 2003
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 januari 2002, nr. BK-00/02769, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 57.701, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
Bij akte van 26 maart 1998 heeft belanghebbende door het betalen van een bedrag van ƒ 16.410 zijn verplichting tot het betalen van een jaarlijkse canon afgekocht. Het Hof heeft geoordeeld dat de betaling van ƒ 16.410 niet een periodieke betaling ingevolge een erfpachtsrecht is in de zin van artikel 42a, lid 1, juncto artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dat oordeel is juist. In dit verband is niet van belang dat belanghebbende, direct aansluitend aan de afkoop van de canon, tevens de eigendom van de grond verworven heeft. De tegen dit oordeel van het Hof gerichte klacht faalt mitsdien.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2003.