ECLI:NL:HR:2003:AF8528

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01090/02 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gewezen op 8 februari 2002, in de strafzaak tegen een verdachte die is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. De verdachte, geboren in 1986, had een beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat de eerdere veroordeling door de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht had bevestigd. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die zijn voorgesteld door de raadsman van de verdachte, mr. P.S. Kamminga. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verklaring voor het instellen van cassatie niet tijdig was afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf was gemachtigd. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet in haar beroep kon worden ontvangen. De Hoge Raad heeft vervolgens de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren J.P. Balkema en W.A.M. van Schendel, en is uitgesproken op 24 juni 2003.

Uitspraak

24 juni 2003
Strafkamer
nr. 01090/02 J
ES/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 februari 2002, nummer 20/001223-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - behoudens ten aanzien van de bewijsvoering, de opgelegde straf en maatregelen, de strafmotivering en de gegeven beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen - bevestigd een vonnis van de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 5 april 2001, waarbij de verdachte tot straffen is veroordeeld ter zake van "openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen" en waarbij aan haar maatregelen zijn opgelegd als in het vonnis vermeld. Het Hof heeft de verdachte deswege veroordeeld tot leerstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen jeugddetentie. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en aan de verdachte betalingsverplichtingen opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.S. Kamminga, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in haar cassatieberoep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de
Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1.1. Tot de stukken van het geding behoort een door de Griffier van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch en een administratief ambtenaar bij dat Hof ondertekende 'Akte Cassatie', inhoudende, voorzover van belang:
"Heden, 22 februari 2002, verscheen ter griffie van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch S.J. Pietersen, ambtenaar ter griffie van het Gerechtshof, blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde van [verdachte]; verklarende namens deze in cassatie te komen van het arrest d.d. 8 februari 2002 onder rolnummer 20.001223.01 door dit Hof gewezen in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1986, wonende te [postcode] [woonplaats], [a-straat 1]."
3.1.2. Aan vorenbedoelde akte zijn twee stukken gehecht, te weten:
(i) een op 22 februari 2002 ter griffie van het Hof ingekomen, van een ondertekening voorziene fax, voorzover van belang inhoudende:
"[woonplaats], 22 februari 2002
Inzake: [verdachte]/cassatie
Uw kenmerk: 20.001223.01
Arrest: d.d. 8 februari 2002
Geachte Edelachtbare Heer/Vrouwe,
In opgemelde zaak wil ik namens mijn dochter [verdachte] cassatie aantekenen tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 8 februari 2002, bekend onder nummer 20.001223.01.
Hoogachtend,
[betrokkene 1]."
(ii) een op 26 februari 2002 ter griffie van het Hof ingekomen, van een ondertekening voorziene fax, voorzover van belang inhoudende:
"[woonplaats], 25 februari 2002
Inzake: [verdachte]/cassatie
Uw kenmerk: 20.001223.01
Arrest: d.d. 8 februari 2002
Geachte Edelachtbare Heer/Vrouwe,
In opgemelde zaak verklaar ik hierbij dat ik mijn vader, [betrokkene 1] gemachtigd heb namens mij cassatie aan te tekenen tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 8 februari 2002, bekend onder nummer 20.001223.01.
Hoogachtend,
[verdachte]"
3.2. Ingevolge de art. 449, eerste lid, en 450, aanhef en onder b, Sv kan namens de verdachte beroep in cassatie worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gewezen, af te leggen door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Dat brengt mee dat vorenbedoelde verklaring dient te worden afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf is gemachtigd.
3.3. Aangezien uit het hiervoor onder 3.1 weergegevene niet blijkt dat S.J. Pietersen bij een tijdig door de verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd om namens haar beroep in cassatie in te stellen, kan de verdachte niet in dat beroep worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 24 juni 2003.