ECLI:NL:HR:2003:AF8562
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en teruggave van in beslag genomen goederen in het kader van een klaagschrift
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2003 uitspraak gedaan over een klaagschrift dat was ingediend door een klaagster, geboren in Turkije, met betrekking tot de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 38.275,-. Dit bedrag was in beslag genomen onder een opgeëiste persoon die op 15 mei 2002 was aangehouden ter uitlevering aan de Bondsrepubliek Duitsland. De Rechtbank te Haarlem had op 22 juli 2002 de uitlevering toelaatbaar verklaard en besloten dat het in beslag genomen geld aan de Duitse autoriteiten zou worden overgedragen. De klaagster had hiertegen op 19 juli 2002 een klaagschrift ingediend, maar de Rechtbank verklaarde zich onbevoegd om het klaagschrift te behandelen en zond het door naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank zich ten onrechte onbevoegd had verklaard. De Hoge Raad stelde vast dat de uitspraak van de Rechtbank van 22 juli 2002, waarbij de uitlevering was goedgekeurd, onherroepelijk was geworden na de verwerping van het cassatieberoep. Hierdoor kon de Rechtbank, na terugwijzing, de klaagster niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag. De Hoge Raad besloot om de zaak zelf af te doen uit doelmatigheidsoverwegingen en verklaarde de klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag.
Deze uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van de Uitleveringswet en de rol van de Hoge Raad in het beoordelen van klaagschriften die voortvloeien uit uitleveringsprocedures. De Hoge Raad bevestigde dat de rechtbank niet bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, gezien de eerdere onherroepelijke beslissing over de uitlevering en de teruggave van de in beslag genomen goederen.