ECLI:NL:HR:2003:AF8776

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00026/03 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking van de Rechtbank te Middelburg inzake beklag over inbeslagname van camera

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Middelburg, die op 3 december 2002 een beklag had ongegrond verklaard. De klager, geboren in Vietnam en woonachtig in Frankrijk, had een klacht ingediend over de inbeslagname van zijn camera. De klager stelde dat hij de Nederlandse taal niet machtig was en de afstandverklaring niet begreep, terwijl de verbalisanten geen Frans spraken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de klager afstand had gedaan van de camera en dat hij akkoord was gegaan met een transactievoorstel waarbij hij een geldsom had betaald en afstand had gedaan van de camera.

De Advocaat-Generaal concludeerde tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank en tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld dat de klager de strekking van de woorden van de verbalisant had begrepen. De Hoge Raad stelde vast dat de klager, door akkoord te gaan met het transactievoorstel, niet als belanghebbende kon worden beschouwd in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Daarom had de rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. Deze uitspraak benadrukt het belang van de begrijpelijkheid van juridische procedures voor betrokkenen, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechten van klagers in het strafrechtelijke proces, vooral in situaties waarin taalproblemen de communicatie beïnvloeden.

Uitspraak

1 juli 2003
Strafkamer
nr. 00026/03 B
LR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Middelburg van 3 december 2002, nummer 12/007389-02, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] (Vietnam) op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats] (Frankrijk).
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenvermelde beschikking omschreven camera.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag.
3. Beoordeling van de bestreden beschikking naar aanleiding van het tweede middel en ambtshalve
3.1. Het middel klaagt dat het oordeel van de Rechtbank dat de klager de strekking van de woorden van de verbalisant met betrekking tot de inbeslagneming en het transactievoorstel heeft begrepen, onbegrijpelijk is.
3.2. De bestreden beschikking houdt, voorzover hier van belang, het volgende in:
"Mr. Sol heeft ter zitting aangevoerd dat cliënt de Nederlandse taal niet machtig is en derhalve ook de hem voorgelegde afstandverklaring niet begreep, dat beide verbalisanten de Franse taal niet machtig waren en het onduidelijk is of cliënt voor een overtreding van de Algemene Politieverordening dan wel overtreding van artikel 240B, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is aangehouden. Tevens heeft cliënt in tegenstelling tot hetgeen in het proces-verbaal is weergegeven genoemde afstandsverklaring niet getekend.(...)
De officier van justitie (...) stelt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs tegen klager is, klager afstand gedaan heeft van de inbeslaggenomen camera én een transactie heeft betaald waarin de waarde van de inbeslaggenomen camera was verdisconteerd.(...)
Uit de stukken van het geding is het de rechtbank duidelijk geworden dat de inbeslaggenomen camera, hoewel klager in zijn eerste verklaring stelt dat hij niet de eigenaar is, eigendom van klager is, dat met deze camera een strafbaar feit is gepleegd én dat klager de strekking van de opmerking van de verbalisanten inzake de inbeslagname wel heeft begrepen.
Uit het dossier is de rechtbank ook gebleken dat klager akkoord is gegaan met de wijze waarop hij is gehoord.
De rechtbank zal, gelet hierop, het klaagschrift ongegrond verklaren."
3.3. Uit een zich bij de stukken bevindend proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2002, nr. PL1960/02-338177, opgemaakt op ambtseed door T.H.M. Mulders, brigadier van politie, district Zeeuws-Vlaanderen, blijkt dat de klager op 19 augustus 2002 akkoord is gegaan met een transactievoorstel waarbij als voorwaarden zijn gesteld, de betaling van een geldsom van € 30,-- en het doen van afstand van de onder hem inbeslaggenomen camera, alsmede dat hij daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven aan dat voorstel door de betaling van het transactiebedrag.
3.4. Nu de klager, naar de Rechtbank kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld, door akkoord te gaan met het transactievoorstel heeft begrepen dat hij afstand heeft gedaan van de inbeslaggenomen camera, kan hij niet als belanghebbende worden beschouwd in de zin van art. 552a, eerste lid, Sv. Derhalve had de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag behoren te verklaren, in plaats van te beslissen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven, en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2003.