ECLI:NL:HR:2003:AF9541
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake poging tot doodslag en vordering benadeelde partij
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 21 december 2001 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Almere Binnen'. De verdachte was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Utrecht veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, met terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. E. Olof, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, voor zover deze niet op de vordering van de benadeelde partij is beslist, en verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Gerechtshof ten onrechte geen beslissing heeft genomen over de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De benadeelde partij had in hoger beroep een voegingsformulier ingediend, maar er waren geen bewijsstukken overgelegd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor zover deze geen beslissing bevatte over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad heeft de benadeelde partij alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 8 juli 2003, door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.