ECLI:NL:HR:2003:AG2067

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01917/02 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor overtredingen van de Wet bodembescherming

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor overtredingen van de Wet bodembescherming. De Hoge Raad heeft op 16 september 2003 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een eerdere veroordeling door de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Roermond. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair 35 dagen hechtenis, voor het opzettelijk overtreden van voorschriften gesteld krachtens artikel 27 en artikel 13 van de Wet bodembescherming.

De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Th.H.J.M. Linssen. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte in zijn cassatiemiddelen beoordeeld. Het eerste middel klaagde over de verwerping door het Hof van het verweer dat het handelen in strijd met een aanwijzing van gedeputeerde staten niet kan worden aangemerkt als een overtreding van een voorschrift. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel faalt op de gronden zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal.

Het tweede middel werd eveneens verworpen, omdat het niet tot cassatie kon leiden en geen nadere motivering behoefde. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden aanwezig waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef.

Uitspraak

16 september 2003
Strafkamer
nr. 01917/02 E
SCR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 12 oktober 2001, nummer 20/002649-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1936, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 juli 1999 - de verdachte ter zake van 1. "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 27 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan" en 2. "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 13 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan" veroordeeld tot een geldboete van tweeduizend gulden, subsidiair 35 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.H.J.M. Linssen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het verweer dat het handelen in strijd met een aanwijzing van gedeputeerde staten als bedoeld in art. 27, tweede lid, Wet bodembescherming niet kan worden aangemerkt als overtreding van een voorschrift als bedoeld in art. 1a, aanhef en onder 2°, WED.
3.2. Het middel faalt op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 tot en met 11.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 september 2003.