ECLI:NL:HR:2003:AH9339
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie in civiele zaak tussen eiser en Sohely Constructions N.V. over bevoegdheid en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser en Sohely Constructions N.V. De zaak begon met een verzoekschrift van Sohely, ingediend op 21 april 1998 bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin zij eiser verzocht te veroordelen tot betaling van een bedrag van Naf. 293.871,03. Eiser voerde een exceptie van onbevoegdheid aan en vorderde in reconventie schadevergoeding van Sohely wegens wanprestatie. Het Gerecht wees de exceptie van onbevoegdheid af en verwees de zaak naar de rol voor verdere behandeling.
Eiser ging in hoger beroep tegen verschillende vonnissen van het Gerecht, waaronder een tussenvonnis van 1 februari 1999 en een vonnis van 13 maart 2000, waarin eiser werd veroordeeld tot betaling aan Sohely. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba vernietigde enkele beslissingen van het Gerecht, maar bevestigde andere. Eiser stelde cassatie in tegen het vonnis van het Hof, terwijl Sohely incidenteel cassatieberoep instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Hof en oordeelde dat het hoger beroep van eiser niet ontvankelijk was, omdat er geen vergunning was verleend voor tussentijds hoger beroep. De Hoge Raad compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de bevoegdheid van de rechter en de mogelijkheden voor hoger beroep in civiele zaken.