ECLI:NL:HR:2003:AI0010
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake verkrachting en aanranding
Op 30 september 2003 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 20 februari 2002 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf voor meerdere seksuele delicten, waaronder verkrachting en aanranding van minderjarigen. De verdachte, geboren in 1953 en ten tijde van de aanzegging in cassatie gedetineerd in het Huis van Bewaring Zwolle, heeft beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Boksem. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van acht jaren naar zeven jaren en zeven maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. Het Gerechtshof had eerder de vorderingen van verschillende slachtoffers gedeeltelijk toegewezen en andere vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen andere gronden gevonden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, behalve de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber.