ECLI:NL:HR:2003:AI5706
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vermogensbelasting en vrijstelling voor aandelen in een lichaam met beleggingsactiviteiten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 maart 2002, betreffende een aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een vermogen van ƒ 7.146.169. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar werd niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft het Hof het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot ƒ 7.078.000. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
In cassatie is de vraag aan de orde of de vrijstelling van artikel 7, lid 2, in verbinding met lid 3, aanhef en letter c, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 van toepassing is op de aandelen in de BV, waarvan belanghebbende alle aandelen houdt. Het Hof heeft geoordeeld dat deze vrijstelling niet van toepassing is, omdat de BV een lichaam is waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het beleggen van vermogen. Dit oordeel is gebaseerd op de wetsgeschiedenis en de feitelijke omstandigheden van de zaak.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd en geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat de vrijstelling toepassing mist. Het middel faalt, en de Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 5 september 2003 door de vice-president E. Korthals Altes, met de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.