ECLI:NL:HR:2003:AK8293
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van buitengewone lasten in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 april 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 36.530, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende, die zich richten tegen het oordeel van het Hof dat de door belanghebbende opgevoerde uitgaven als buitengewone lasten niet in aftrek zijn toegestaan. De kern van het geschil is of belanghebbende de uitgaven met de vereiste schriftelijke bescheiden heeft aangetoond. Het Hof oordeelde dat dit niet het geval was, en dat de uitgaven niet voldoende waren onderbouwd met bewijsstukken die redelijkerwijs controleerbaar zijn.
De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten van belanghebbende falen. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 19 september 2003.