ECLI:NL:HR:2003:AK8293

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38278
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • J.C. van Oven
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aftrekbaarheid van buitengewone lasten in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 april 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 36.530, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende, die zich richten tegen het oordeel van het Hof dat de door belanghebbende opgevoerde uitgaven als buitengewone lasten niet in aftrek zijn toegestaan. De kern van het geschil is of belanghebbende de uitgaven met de vereiste schriftelijke bescheiden heeft aangetoond. Het Hof oordeelde dat dit niet het geval was, en dat de uitgaven niet voldoende waren onderbouwd met bewijsstukken die redelijkerwijs controleerbaar zijn.

De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten van belanghebbende falen. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 19 september 2003.

Uitspraak

Nr. 38.278
19 september 2003
MvA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 april 2002, nr. BK-00/02206, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 36.530, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voor het Hof was in geschil of de door belanghebbende als buitengewone lasten opgevoerde uitgaven terecht door de Inspecteur niet in aftrek zijn toegestaan. Met name was in geschil of de desbetreffende uitgaven met het door de wetgever verlangde bewijs, door middel van schriftelijke bescheiden, zijn aangetoond.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan het wettelijk vereiste dat de uitgaven met schriftelijke bescheiden moeten worden aangetoond. Voorzover de klachten inhouden dat het Hof ten onrechte aan dit oordeel ten grondslag heeft gelegd dat de gelden niet rechtstreeks aan de grootmoeder van belanghebbende zijn overgemaakt, berusten deze op een onjuiste lezing van 's Hofs uitspraak. Het Hof heeft met zijn oordeel kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat niet is voldaan aan het criterium dat sprake moet zijn van zodanige schriftelijke bescheiden dat de uitgaven redelijkerwijs te controleren zijn. Aldus opgevat geeft dat oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 22 maart 2002, nr. 36679, BNB 2002/169), en het berust voor het overige op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. Het is ook niet onvoldoende gemotiveerd of onbegrijpelijk. Voorzover de klachten zich tegen voormeld oordeel richten, falen zij derhalve.
3.3. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2003.