ECLI:NL:HR:2003:AL2116
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en bijtelling privégebruik auto
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 april 2002, betreffende een aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1998. De belanghebbende, directeur en aanmerkelijkbelanghouder van de besloten vennootschap D B.V., had een aanslag ontvangen op basis van een premie-inkomen van ƒ 71.044. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vraag of het voordeel van het privégebruik van een aan de belanghebbende ter beschikking gestelde personenauto moet worden meegerekend voor de berekening van het premie-inkomen, bevestigend is beantwoord door het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat de forfaitaire autokostenbijtelling, zoals geregeld in artikel 42, lid 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, ook voor aanmerkelijkbelanghouders van toepassing is. Dit betekent dat het privégebruik van de auto wel degelijk invloed heeft op het premie-inkomen.
De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de positie van aanmerkelijkbelanghouders niet gelijkgesteld kan worden aan die van gewone werknemers. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 26 september 2003.