ECLI:NL:HR:2003:AL2122
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en bewijsvoering door aannemer
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 maart 2002, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De navorderingsaanslag was opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek door de Inspecteur, waarbij belanghebbende niet de gevraagde informatie over de inkoop van bouwmaterialen kon verstrekken. De Inspecteur had een winstcorrectie toegepast en de navorderingsaanslag vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 50.117. Na bezwaar van belanghebbende heeft het Hof de navorderingsaanslag verminderd tot f 38.467, maar belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft overwogen dat een aannemer die voor zichzelf een woning bouwt, rekening moet houden met de mogelijkheid dat de belastingdienst vragen stelt over de voordelen die hij heeft genoten bij de inkoop van materialen. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om het vermoeden van de Inspecteur te weerleggen dat hij voordeel heeft behaald uit kortingen. De Hoge Raad bevestigt dat de bewijslast in beginsel bij de Inspecteur ligt, maar dat het Hof in dit geval het vermoeden dat belanghebbende voordeel heeft genoten, heeft mogen aanhouden.
Daarnaast wordt het beroep op het gelijkheidsbeginsel door belanghebbende verworpen, omdat de situatie van een fictieve buurman die geen ondernemer is, niet vergelijkbaar is. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet onredelijk heeft gehandeld door van belanghebbende te verlangen dat hij de juistheid van de winstcorrectie ontzenuwt. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de verhoging van de navorderingsaanslag niet onterecht is geacht.