ECLI:NL:HR:2003:AL6171

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00024/03 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van tankstationhouders onder het Besluit tankstations milieubeheer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1953 en woonachtig te [woonplaats], was eigenaar van een tankstation en werd door het Hof veroordeeld voor het niet naleven van voorschriften uit het Besluit tankstations milieubeheer. Het Hof had eerder een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Groningen vernietigd en de verdachte een geldboete van € 2.495,-- opgelegd, subsidiair dertig dagen hechtenis. De verdachte stelde beroep in cassatie in, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Meijer.

De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de verdachte waren ingediend. Het eerste middel werd verworpen zonder nadere motivering, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Het tweede middel richtte zich tegen de kwalificatie van de verdachte als 'degene die een tankstation drijft' volgens artikel 3 van het Besluit tankstations milieubeheer. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte de eigenaar was van het tankstation en alle activiteiten ondernam om het tankstation te realiseren, inclusief het geven van opdrachten voor noodzakelijke installaties.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte voldoende zeggenschap had over het tankstation om als 'degene die een tankstation drijft' te worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeerde dat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden en dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep werd derhalve verworpen.

Uitspraak

4 november 2003
Strafkamer
nr. 00024/03 E
AG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 7 oktober 2002, nummer 24/180127-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Groningen van 17 december 2001 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer, terwijl het feit opzettelijk is begaan" veroordeeld tot een geldboete van € 2.495,--, subsidiair dertig dagen hechtenis.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Meijer, advocaat te Veendam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel keert zich tegen 's Hofs oordeel dat de verdachte moet worden aangemerkt als "degene die een tankstation drijft" in de zin van het hier toepasselijke art. 3 van het Besluit tankstations milieubeheer (Besluit van 20 januari 1994, Stb. 53).
4.2. Genoemd art. 3 luidt, voorzover te dezen van belang:
"Degene die een tankstation voor het wegverkeer type B drijft, dient te voldoen aan de voorschriften (...)".
4.3. Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof - voorzover voor de beoordeling van het middel van belang - bewezenverklaard dat de verdachte "als degene die een tankstation voor het wegverkeer type B dreef", welke woorden aldaar zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt in voormeld art. 3 Besluit tankstations milieubeheer, niet heeft voldaan aan de in de bewezenverklaring vermelde voorschriften.
4.4. Een nadere bewijsoverweging van het Hof houdt dienaangaande het volgende in:
"Op grond van de volgende, uit de bewijsmiddelen blijkende feiten is het hof van oordeel dat verdachte degene was die een tankstation dreef:
- verdachte was de eigenaar van het tankstation;
- verdachte ondernam alle activiteiten om een nieuw
en aan alle eisen voldoend tankstation te realiseren;
- blijkens de verklaring van de huurder/exploitant van het tankstation heeft verdachte opdracht gegeven tot het aanleggen van de noodinstallatie;
- verdachte heeft bij brief van 13 juli 2000, gericht aan de Regiopolitie Groningen, bevestigd dat hij die opdracht heeft gegeven.
De omstandigheid dat verdachte blijkens zijn verklaring geen huur ontving tijdens de verbouwing van het tankstation maakt het voorgaande niet anders."
4.5. Het Hof heeft, gelet op die vaststellingen, geoordeeld dat de verdachte een zodanige zeggenschap had met betrekking tot het tankstation, dat hij kon worden aangemerkt als "degene die een tankstation drijft". Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting
4.6. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 4 november 2003.