ECLI:NL:HR:2003:AL6190
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 29 augustus 2002 werd gedaan. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1953, die in eerste instantie door de Economische Politierechter in Zwolle op 12 september 2000 was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 66.455,--, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 240 dagen. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. J. Boksem als advocaat optreedt. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, maar alleen wat betreft de hoogte van het bedrag dat de betrokkene aan de Staat moet betalen.
De Hoge Raad heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niet is overschreden. De Hoge Raad oordeelt dat het eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep is uitgesproken en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beoordeling rechtvaardigen. De klachten van de betrokkene over de overschrijding van de redelijke termijn in zowel de appèlfase als de cassatiefase zijn verworpen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor zover het betreft de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft geen andere gronden gevonden om de uitspraak te vernietigen, waardoor het beroep voor het overige werd verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 11 november 2003 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.