ECLI:NL:HR:2004:AN7529

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/245HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de afwijzing van vorderingen door de kantonrechter in een schadevergoedingzaak

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiseres 2], beiden wonende te [woonplaats], Achmea Schadeverzekeringen N.V. gedagvaard voor de kantonrechter te Apeldoorn. De eisers vorderden een schadevergoeding van respectievelijk ƒ 2.000,-- en ƒ 3.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. De kantonrechter heeft de vorderingen bij vonnis van 29 mei 2002 afgewezen, waarop eisers in cassatie zijn gegaan. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de vorderingen van eisers opnieuw beoordeeld. De advocaat van eisers, mr. M.J. van Basten Batenburg, heeft de zaak toegelicht, terwijl Achmea werd vertegenwoordigd door mr. M.E.M.G. Peletier. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van eisers verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

30 januari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/245HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1], en
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
1. Het geding in feitelijke instantie
Eiser tot cassatie sub 1 - verder te noemen: [eiser 1] - en eiseres tot cassatie sub 2 - verder te noemen: [eiseres 2], dan wel gezamenlijk [eiser] c.s. - hebben ieder afzonderlijk bij exploten van 26 oktober 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Achmea - gedagvaard voor de kantonrechter te Apeldoorn en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Achmea te veroordelen om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van ƒ 2.000,-- en aan [eiseres 2] een bedrag van ƒ 3.000,--, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening.
De kantonrechter heeft beide zaken gevoegd behandeld.
Achmea heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 29 mei 2002 de vorderingen afgewezen.
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Achmea heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring en/of verwerping.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 30 januari 2004.