ECLI:NL:HR:2004:AN7826
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot betaling en kosten van rechtsbijstand
In deze zaak heeft de man, eiser tot cassatie, op 14 januari 2000 de vrouw, verweerster in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Breda. Hij vorderde een betaling van ƒ 80.604,69, vermeerderd met wettelijke rente, en een bedrag van ƒ 15.000,-- voor kosten van (buitengerechtelijke) rechtsbijstand. De rechtbank verklaarde de man bij vonnis van 10 oktober 2000 niet-ontvankelijk in zijn vordering. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 6 juni 2002 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de man ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, maar heeft de vorderingen van de man afgewezen.
Tegen dit arrest heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en E.J. Numann, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2004.