ECLI:NL:HR:2004:AN9077
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake beëindiging dienstbetrekking en vorderingen tot loonbetaling
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], Houtbank Roosendaal B.V. gedagvaard voor de kantonrechter te Bergen op Zoom. Eiser vorderde onder andere de verklaring voor recht dat de beëindiging van zijn dienstbetrekking per 9 september 2000 nietig was en dat Houtbank Roosendaal hem moest vergoeden voor het loon dat hij tot het moment van rechtsgeldige beëindiging van de dienstbetrekking had moeten ontvangen. De kantonrechter heeft op 7 maart 2001 de vordering van eiser toegewezen, maar met een matiging van de wettelijke verhoging. Houtbank Roosendaal ging in hoger beroep bij de rechtbank te Breda, waar eiser zijn eis vermeerderde met een vordering tot betaling van loon over 19 vakantiedagen. De rechtbank heeft het verzet van Houtbank Roosendaal tegen de vermeerdering van eis ongegrond verklaard en de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 28 mei 2002 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van eiser afgewezen.
Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Houtbank Roosendaal zijn begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 30 januari 2004 en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.