ECLI:NL:HR:2004:AN9403

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/100HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek inzake inschrijving Benelux-merkenregister door DUTCH-ART.NL

Op 23 januari 2004 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tussen DUTCH-ART.NL, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.I.S.A.L. van Velsen, en het BENELUX-MERKENBUREAU, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.J.C. van Nispen. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van DUTCH-ART.NL tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 26 september 2002 het verzoek van DUTCH-ART.NL om inschrijving in het Benelux-merkenregister van het teken DUTCH-ART.NL had afgewezen. Het verzoekschrift was op 16 april 2002 ingediend bij het hof, waarin DUTCH-ART.NL verzocht om het BENELUX-MERKENBUREAU te bevelen tot inschrijving over te gaan en om veroordeling van het bureau in de kosten van het geding.

Het hof had het verzoek afgewezen, waarna DUTCH-ART.NL in cassatie ging. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en DUTCH-ART.NL veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 252,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein, en de uitspraak is gedaan door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de overige raadsheren.

Uitspraak

23 januari 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/100HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster], handelende onder de naam DUTCH-ART.NL, wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. F.I.S.A.L. van Velsen,
t e g e n
BENELUX-MERKENBUREAU, gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 16 april 2002 ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: [verzoekster] - zich gewend tot het hof aldaar en verzocht verweerder in cassatie - verder te noemen: BMB - te bevelen alsnog tot inschrijving in het Benelux-merkenregister over te gaan van het door haar onder nummer 957 009 gedane depot van het teken DUTCH-ART.NL, met veroordeling van BMB in de kosten van het geding.
BMB heeft het verzoek bestreden.
Het hof heeft bij beschikking van 26 september 2002 het verzoek afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
BMB heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BMB begroot op € 252,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 januari 2004.