ECLI:NL:HR:2004:AN9689
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvoorwaarden en verdeling van onroerende zaken na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de verdeling van onroerende zaken na een echtscheiding tussen partijen die op 11 december 1971 met elkaar zijn gehuwd. De man heeft de vrouw gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en vorderde onder andere de verdeling van de gezamenlijke eigendom van onroerende zaken. De vrouw heeft de vordering bestreden en in reconventie haar eigen vorderingen ingesteld. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen beslist over de toedeling van de onroerende zaken, maar de man heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissingen. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 13 juni 2002 een arrest gewezen waarin het de eerdere vonnissen heeft bekrachtigd en de man heeft veroordeeld tot betaling aan de vrouw. De man heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 februari 2004 geoordeeld dat het hof niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de investeringen van de man in de woonboerderij niet verrekend hoeven te worden met de vrouw. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad compenseert de kosten van het geding in cassatie, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest benadrukt de noodzaak van duidelijke motivering bij beslissingen over de verdeling van onroerende zaken en de financiële verplichtingen tussen ex-partners na een echtscheiding.