ECLI:NL:HR:2004:AO1826

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01105/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie bij overtreding van het Binnenvaartpolitiereglement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2004 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld tot een geldboete van € 50,- wegens overtreding van het Binnenvaartpolitiereglement. De verdachte was door de Kantonrechter veroordeeld en had beroep in cassatie ingesteld, ondanks dat de kantonrechter had medegedeeld dat 'een rechtsmiddel' openstond. De Hoge Raad oordeelde dat ingevolge artikel 404 lid 2 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen een veroordeling tot betaling van een geldboete van maximaal € 50,- geen hoger beroep of cassatie openstaat. Dit geldt ook wanneer de kantonrechter onjuist heeft medegedeeld dat er een rechtsmiddel openstaat. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het cassatieberoep, omdat de wet in dit geval geen mogelijkheid tot cassatie bood. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissing van de Kantonrechter en benadrukte de strikte toepassing van de wet in zaken van geringe overtredingen.

Uitspraak

2 maart 2004
Strafkamer
nr. 01105/03
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te Haarlem, sector kanton Zaandam, van 18 februari 2003, nummer 15/400295-02, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 8.04 lid 1 aanhef onder b van het Binnenvaartpolitiereglement" veroordeeld tot een geldboete van vijftig euro, subsidiair één dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Jense, advocaat te Purmerend, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1. Het cassatieberoep betreft de veroordeling tot betaling van een geldboete van € 50,--, subsidiair één dag hechtenis, ter zake van de hiervoor onder 1 vermelde overtreding.
3.2. Ingevolge het te dezen toepasselijke tweede en derde lid van art. 404 Sv staat tegen een ter zake van een overtreding gewezen vonnis van de Rechtbank noch hoger beroep noch beroep in cassatie open indien in de einduitspraak met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd dan wel geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een (gezamenlijk) maximum van € 50,--, tenzij het een overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam, hetgeen hier niet het geval is. Aan het voorgaande doet niet af dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting de Kantonrechter heeft medegedeeld dat tegen de bestreden uitspraak "een rechtsmiddel" openstaat.
3.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 maart 2004.