ECLI:NL:HR:2004:AO2599
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.L.M. Urlings
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een beveiligingsmedewerker als ambtenaar onder artikel 139 van het Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1962 en wonende te [woonplaats], was door het Hof veroordeeld tot een geldboete van € 250,--, subsidiair vijf dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De veroordeling was gebaseerd op het feit dat de verdachte op 9 februari 2002 wederrechtelijk vertoefde in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, namelijk de Bibliotheek van de Technische Universiteit Delft, en zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar [betrokkene 1] heeft verwijderd.
De verdediging voerde aan dat de vordering om te vertrekken niet was gedaan door een ambtenaar in de zin van artikel 139 van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de beveiligingsmedewerker, die door het hoofd van de facilitaire dienst van de TU Delft was aangewezen, als ambtenaar kon worden beschouwd. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de term 'ambtenaar' in artikel 139 Sr ook geldt voor personen die onder toezicht en verantwoording van de overheid zijn aangesteld in een functie met een openbaar karakter.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden, omdat het Hof op juiste wijze had geoordeeld over de status van de beveiligingsmedewerker en de toepassing van artikel 139 Sr. De uitspraak van het Hof werd derhalve bevestigd, en het beroep in cassatie werd verworpen.