ECLI:NL:HR:2004:AO2784
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de anticumulatieregeling van het Vut-fonds en de functie van wethouder
In deze zaak heeft eiser, een wethouder, het Vut-fonds gedagvaard om te verklaren dat hij recht heeft op zijn volledige vut-uitkering zonder korting op basis van zijn wethoudersbezoldiging. De kantonrechter te Heerlen heeft in eerste instantie de vorderingen van eiser grotendeels toegewezen. Echter, het Vut-fonds heeft hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Maastricht, die het eerdere vonnis heeft vernietigd en de vordering van eiser heeft afgewezen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld met betrekking tot de anticumulatieregeling in het Vut-reglement, dat bepaalt dat inkomsten uit arbeid in mindering worden gebracht op de vut-uitkering. De rechtbank had geoordeeld dat de bezoldiging van een wethouder wel degelijk als 'inkomsten uit of in verband met arbeid' kan worden aangemerkt, wat door de Hoge Raad werd bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functie van wethouder onder de definitie van arbeid valt en dat het Vut-fonds de bezoldiging van eiser op zijn vut-uitkering mocht in mindering brengen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van eiser en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest bevestigt de toepassing van de anticumulatieregeling en verduidelijkt de status van wethoudersbezoldiging in relatie tot vut-uitkeringen.