ECLI:NL:HR:2004:AO3165

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/340HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van CATS MACHINERY N.V. tegen PROVINCIE ZUID-HOLLAND inzake schadevergoeding en aansprakelijkheid

In deze zaak heeft CATS MACHINERY N.V., een naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen, de Provincie Zuid-Holland gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. CATS vorderde schadevergoeding als gevolg van een vernietigd besluit van de Provincie. De vorderingen omvatten onder andere schadevergoeding, wettelijke rente en kosten die CATS had gemaakt om de aansprakelijkheid van de Provincie vast te stellen. De rechtbank heeft de Provincie veroordeeld tot schadevergoeding, maar de Provincie ging in hoger beroep. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en CATS niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. CATS heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van CATS niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en CATS veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, P.C. Kop en E.J. Numann, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2004.

Uitspraak

16 april 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/340HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen CATS MACHINERY N.V.,
gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen en kantoorhoudende te Maassluis,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
PROVINCIE ZUID-HOLLAND,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.H. van der Woude.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Cats - heeft bij exploot van 23 december 1996 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Provincie - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de Provincie te veroordelen om aan Cats tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
A de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die Intras heeft geleden als gevolg van het nemen van het vernietigde besluit van 23 juni 1993;
B de wettelijke rente over het bedrag A, te rekenen vanaf 24 februari 1995;
C de kosten die Intras c.q. Cats buiten rechte heeft moeten maken om tot vaststelling van de aansprakelijkheid van de Provincie en incasso van haar vordering te (kunnen) komen, welke kosten worden begroot op 15% van het totaal van voormelde bedragen;
D vermeerderd met de wettelijke rente over het onder C genoemde bedrag te rekenen vanaf 24 februari 1995.
De Provincie heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 17 juni 1998 de Provincie veroordeeld tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die Intras heeft geleden als gevolg van het hiervoor vermelde besluit, waaronder de kosten van Intras/Cats ter vaststellig van aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte als bepaald in art. 6:96 lid 2 onder b en c 3 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 1995, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de Provincie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 19 oktober 2000 heeft het hof een comparitie van partijen gelast en bij eindarrest van 8 augustus 2002 het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Cats niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft Cats beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Provincie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Cats in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 16 april 2004.