ECLI:NL:HR:2004:AO6011
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over betalingsverplichting en vertragingsrente in civiele zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], handelende onder de naam HOAB, en INDUSTRIAL DESIGN AND DEVELOPMENT SERVICES B.V. (IDDS B.V.). De zaak begon met een vordering van IDDS tegen [Eiser] voor een bedrag van ƒ 3.544,32, vermeerderd met contractuele vertragingsrente. De kantonrechter te Leiden heeft op 8 maart 2000 [Eiser] veroordeeld tot betaling van dit bedrag, maar [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft op 26 september 2001 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en [Eiser] veroordeeld tot betaling van een lager bedrag van ƒ 2.905,19, met wettelijke rente. [Eiser] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten van [Eiser] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft [Eiser] bovendien in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van IDDS zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.