ECLI:NL:HR:2004:AO6011

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/005HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betalingsverplichting en vertragingsrente in civiele zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], handelende onder de naam HOAB, en INDUSTRIAL DESIGN AND DEVELOPMENT SERVICES B.V. (IDDS B.V.). De zaak begon met een vordering van IDDS tegen [Eiser] voor een bedrag van ƒ 3.544,32, vermeerderd met contractuele vertragingsrente. De kantonrechter te Leiden heeft op 8 maart 2000 [Eiser] veroordeeld tot betaling van dit bedrag, maar [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft op 26 september 2001 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en [Eiser] veroordeeld tot betaling van een lager bedrag van ƒ 2.905,19, met wettelijke rente. [Eiser] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten van [Eiser] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft [Eiser] bovendien in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van IDDS zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

4 juni 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/005HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam HOAB te Leiderdorp,
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. G.Th.J. Bos,
t e g e n
INDUSTRIAL DESIGN AND DEVELOPMENT SERVICES B.V. (IDDS B.V.),
gevestigd te Katwijk,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: IDDS - heeft bij exploot van 3 november 1999 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de kantonrechter te Leiden en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat, [eiser] te veroordelen om aan IDDS tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 3.544,32, vermeerderd met de contractuele vertragingsrente van 2% per maand over ƒ 2.988,55 ingaande 31 oktober 1999 tot de dag der algehele voldoening.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 8 maart 2000 [eiser] veroordeeld om tegen kwijting aan IDDS te betalen een bedrag van ƒ 3.544,32, vermeerderd met de overeengekomen rente van 2% per maand over ƒ 2.526,25 vanaf 31 oktober 1999 tot de dag der voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage.
Bij memorie van antwoord heeft IDDS haar eis voorwaardelijk gewijzigd en verminderd door, subsidiair, wettelijke rente te vorderen.
Ter terechtzitting van 3 april 2001 heeft de procureur van [eiser] zich onttrokken aan het geding in hoger beroep; er is geen nieuwe procureur gesteld.
Bij vonnis van 26 september 2001 heeft de rechtbank het vonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IDDS te betalen een bedrag van ƒ 2.905,19, te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 2.526,25 vanaf 15 juni 1999, en voor het overige het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen IDDS is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van IDDS begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 juni 2004.