ECLI:NL:HR:2004:AO7053
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over wijziging van de tenlastelegging in strafzaken en de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld tot vier jaren en zes maanden gevangenisstraf voor medeplegen van gijzeling en opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. P.M. Rombouts als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van de bestreden beslissing, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat het middel terecht was voorgesteld, wat resulteerde in strafvermindering. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de opvatting dat in een tenlastelegging, indien volstaan is met de feitsomschrijving ex artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen ander feit mag worden toegevoegd, geen steun vindt in het recht. Het is echter wenselijk om onduidelijkheden te voorkomen door andere feiten op een afzonderlijke dagvaarding aan te brengen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot vier jaren en vier maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de wijziging van de tenlastelegging en de toepassing van de redelijke termijn in strafzaken.