ECLI:NL:HR:2004:AO7336
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Voorkoming dubbele belasting voor uitgezonden militairen onder het Verdrag Nederland-Joegoslavië
In deze zaak gaat het om de vraag of de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1997 en 1998, opgelegd aan een uitgezonden militair, terecht zijn opgelegd zonder vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. De belanghebbende, die in de jaren 1997 en 1998 in Nederland woonde, was gedurende een periode van 4 december 1997 tot en met 21 mei 1998 uitgezonden naar voormalig Joegoslavië in het kader van de SFOR-krijgsmacht. Na het opleggen van de aanslagen heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 9 april 2004 geoordeeld dat het middel van de belanghebbende gegrond is. De Hoge Raad oordeelt dat het salaris dat de belanghebbende heeft genoten, op grond van artikel 15, lid 2, van het Belastingverdrag Nederland-(voormalig) Joegoslavië, uitsluitend aan Nederland is toegewezen. Echter, artikel 15, lid 4, van het Verdrag, dat specifiek de toewijzingsregels inzake overheidsbeloningen regelt, derogeert aan de meer algemene bepaling van artikel 15, lid 2. Dit betekent dat Nederland geen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting hoeft te verlenen, omdat Nederland zowel de bronstaat als de woonstaat van de belanghebbende is.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en het beroep van de belanghebbende is ongegrond verklaard.