ECLI:NL:HR:2004:AO8556

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/177HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in faillissementskwestie met curator

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [Eiser] tegen Mr. Jan Willem Pieters, curator in het faillissement van [betrokkene 1]. De zaak betreft een geschil over een vordering die door de curator was ingesteld. De rechtbank te Maastricht had op 17 mei 2001 [Eiser] veroordeeld om een bedrag van ƒ 190.227,98 aan de curator te betalen, met wettelijke rente vanaf 7 juli 1987. Dit vonnis werd in hoger beroep door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 20 februari 2003 gedeeltelijk vernietigd, waarbij [Eiser] werd veroordeeld tot betaling van een lager bedrag van € 69.840,40. Tegen deze uitspraak heeft [Eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten van [Eiser] niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling met zich meebrachten, zoals vereist volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [Eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curator op nihil zijn begroot.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop en E.J. Numann, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

18 juni 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/177HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
Mr. Jan Willem PIETERS. in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
wonende te Geleen,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het verloop van het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties tussen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en de inmiddels gefaillieerde verweerder in cassatie - verder te noemen: [betrokkene 1] - verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 6 november 1992, nr. 14.765. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het beroep verworpen tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 maart 1991, waarbij het hof het vonnis van de rechtbank te Maastricht van 28 september 1989 heeft bekrachtigd en de zaak naar die rechtbank heeft teruggewezen ter verdere afdoening.
Bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 14 maart 1996 is [betrokkene 1] voornoemd in staat van faillissement verklaard met benoeming van thans verweerder in cassatie tot curator. De curator heeft het geding overgenomen.
Na enquête en contra-enquête ingevolge voormeld vonnis van de rechtbank te Maastricht van 28 september 1989 heeft die rechtbank bij vonnis van 17 mei 2001 [eiser] veroordeeld om aan de curator te betalen een bedrag van ƒ 190.227,98 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 1987 tot aan de dag van de algehele voldoening, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van 17 mei 2001 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 20 februari 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd, voor zover daarbij in het dictum een bedrag van ƒ 190.227,98 is toegewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te betalen een bedrag van € 69.840,40, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 1987 tot de dag van de voldoening, dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het vonnis voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen curator is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat en mr. J.P. Heering, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 juni 2004.