ECLI:NL:HR:2004:AO8556
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie in faillissementskwestie met curator
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [Eiser] tegen Mr. Jan Willem Pieters, curator in het faillissement van [betrokkene 1]. De zaak betreft een geschil over een vordering die door de curator was ingesteld. De rechtbank te Maastricht had op 17 mei 2001 [Eiser] veroordeeld om een bedrag van ƒ 190.227,98 aan de curator te betalen, met wettelijke rente vanaf 7 juli 1987. Dit vonnis werd in hoger beroep door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 20 februari 2003 gedeeltelijk vernietigd, waarbij [Eiser] werd veroordeeld tot betaling van een lager bedrag van € 69.840,40. Tegen deze uitspraak heeft [Eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten van [Eiser] niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling met zich meebrachten, zoals vereist volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [Eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curator op nihil zijn begroot.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop en E.J. Numann, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.