ECLI:NL:HR:2004:AO8708

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/075HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake alimentatie voor minderjarige kinderen na overlijden van de vader

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 17 januari 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Almelo. Zij verzocht de rechtbank te bepalen dat de man, verweerder in cassatie, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee minderjarige kinderen, met een bedrag van € 185,-- per kind per maand. De man heeft primair verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en subsidiair het verzoek bestreden. De rechtbank heeft de vrouw bij tussenbeschikking van 26 juni 2002 ontvankelijk verklaard en de zaak naar de rol verwezen voor het inbrengen van nadere stukken door de man. Bij eindbeschikking van 11 september 2002 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen.

Tegen beide beschikkingen heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft bij beschikking van 8 april 2003 de beschikking van de rechtbank van 26 juni 2002 bekrachtigd, maar de eindbeschikking van 11 september 2002, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigd. Het hof heeft bepaald dat de man aan de vrouw over de periode van 17 januari 2002 tot september 2002 een bijdrage van € 71,-- per kind per maand zal betalen. Het verzoek van de vrouw om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van beide kinderen vast te stellen over de periode vanaf september is afgewezen.

De man is op 9 december 2003 overleden, waarna de vrouw beroep in cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 9 juli 2004.

Uitspraak

9 juli 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/075HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
Laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 januari 2002 gedateerd verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot de rechtbank te Almelo en verzocht te bepalen dat verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift voor de twee minderjarige kinderen [zoon 1], geboren op [geboortedatum] 1985, en [zoon 2], geboren op [geboortedatum] 1987, dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding met een bedrag van € 185,-- per kind per maand.
De man heeft primair verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en subsidiair heeft hij het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 26 juni 2002 de vrouw ontvankelijk in haar verzoek verklaard en de zaak naar de rol verwezen voor het in het geding brengen van nadere stukken door de man. Bij eindbeschikking van 11 september 2002 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen.
Tegen beide beschikkingen heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 8 april 2003 heeft het hof in het principaal en het incidenteel beroep de beschikking van de rechtbank van 26 juni 2002 bekrachtigd, haar eindbeschikking van 11 september 2002, voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen, vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, bepaald dat de man aan de vrouw over de periode van 17 januari 2002 tot september 2002 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van beide minderjarige kinderen een bedrag van € 71,-- per kind per maand zal betalen, het verzoek van de vrouw om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van beide kinderen vast te stellen over de periode vanaf september alsnog afgewezen, die beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzocht afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
Blijkens mededeling van diens advocaat is de man op 9 december 2003 overleden.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.