ECLI:NL:HR:2004:AO9054
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake vordering tot betaling door Westdeutsche Landesbank Girozentrale
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. R.Th.R.F. Carli, en de Westdeutsche Landesbank Girozentrale, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. van Schilfgaarde. De zaak betreft een vordering tot betaling die door de Landesbank was ingesteld tegen [eiser] voor een bedrag van DM 233.015,36, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die tussen partijen was gesloten, waarbij de Landesbank betaling eiste van verschillende bedragen, inclusief rente en kosten.
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de vordering in eerste instantie afgewezen op 2 februari 1994. De Landesbank ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat in een tussenarrest van 12 maart 1997 de Landesbank in de gelegenheid stelde om bewijsstukken over te leggen. Uiteindelijk heeft het hof in een eindarrest van 19 april 2001 de vordering van de Landesbank toegewezen, waarbij [eiser] werd veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag.
Tegen deze uitspraak heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de cassatie aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de vordering van de Landesbank bevestigd en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 4.314,19 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.