ECLI:NL:HR:2004:AO9552

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/145HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake wijnaccijns en overeenkomst tussen La Francaise d'Exportation Nederland B.V. en L.F.E. Holding B.V.

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, zijn La Francaise d'Exportation Nederland B.V. en L.F.E. Holding B.V. eiseressen tot cassatie tegen twee verweersters. De zaak betreft een geschil over de terugbetaling van wijnaccijns die door de verweerster is betaald en door de eiseressen is terugontvangen van de fiscus. De verweersters hebben de eiseressen gedagvaard en vorderden onder andere een verklaring voor recht dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan de eiseressen gehouden zijn om een deel van de terugontvangen accijns aan de verweersters te betalen. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat er inderdaad een overeenkomst was en dat de eiseressen een deel van de accijns moesten terugbetalen. De eiseressen hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening. De eiseressen hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen in hun cassatieberoep verworpen, omdat deze niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad heeft de eiseressen ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 6.260,34. Dit arrest is gewezen op 3 september 2004 en is openbaar uitgesproken door de vice-president.

Uitspraak

3 september 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/145HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. LA FRANCAISE D'EXPORTATION NEDERLAND B.V.,
2. L.F.E. HOLDING B.V.,
beide gevestigd te Maartensdijk,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerster 2]
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - gezamenlijk verder te noemen: [verweerster] c.s. - hebben bij exploot van 30 juli 1999 eiseressen tot cassatie - gezamenlijk verder te noemen: LFE c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. te verklaren voor recht dat tussen [verweerster 1] en LFE c.s. een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan LFE c.s. gehouden zijn aan [verweerster 1] de over de door [verweerster 1] afgenomen flessen wijn betaalde wijnaccijns die door LFE c.s. zijn terugontvangen van de fiscus aan [verweerster 1] te betalen, alsmede op grond waarvan LFE c.s. gehouden zijn om aan [verweerster 1] van de gehele door haar ontvangen teruggaaf van wijnaccijns 50% aan [verweerster 1] te betalen voor zover derden geen beroep hebben gedaan op terugbetaling;
2. LFE c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 33.239.621,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, alsmede te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten;
3. LFE c.s. te verplichten om inzage in de belasting teruggaaf beschikkingen te verschaffen
Subsidiair:
4. te verklaren voor recht dat er tussen [verweerster 1] en LFE c.s. in ieder geval een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan LFE c.s. gehouden zijn aan [verweerster 1] de over de door [verweerster 1] afgenomen wijn betaalde wijnaccijns die door LFE c.s. aan [verweerster 1] is doorberekend en door LFE c.s. zijn terugontvangen of zal worden terugontvangen van de fiscus, aan [verweerster 1] te betalen;
5. LFE c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van ƒ 11.490.243,-- althans een bedrag van ƒ 6.50l.243,--, te vermeerderen met wettelijke rente daarover en te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten;
Meer Subsidiair:
6. LFE c.s. hoofdelijk te veroordelen op grond van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking tot betaling aan [verweerster 1] van het bedrag van ƒ 11.490.243,--, althans een bedrag van ƒ 6.501.243,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten;
7. LFE c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het door de door LFE benoemde accountant berekende verschuldigde bedrag van ƒ 2.772.445,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, en te vermeerderen met 15% incassokosten, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
LFE c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 12 april 2000 een comparitie van partijen gelast en bij vonnis van 2 mei 2001 voor recht verklaard dat tussen [verweerster 1] en LFE een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan LFE gehouden is aan [verweerster 1] te betalen de over de door [verweerster 1] afgenomen flessen wijn betaalde wijnaccijns die door LFE is terugontvangen van de fiscus, alsmede op grond waarvan LFE gehouden is om aan [verweerster 1] van de gehele door haar ontvangen teruggaaf van wijnaccijns 50% te betalen voor zover derden geen beroep hebben gedaan op terugbetaling, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen het vonnis van 2 mei 2001 hebben LFE c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 12 december 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende,
voor recht verklaard dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan LFE c.s. zijn gehouden om aan [verweerster 1] te betalen de van de fiscus terugontvangen wijnaccijns op de door LFE c.s. aan [verweerster 1] geleverde wijn en de helft van de van de fiscus terugontvangen wijnaccijns op de door LFE c.s. aan derden geleverde wijn, voor zover die derden geen beroep hebben gedaan op doorbetaling van de terugontvangen wijnaccijns, zulks onder aftrek van een evenredig deel van de interne en externe kosten die LFE c.s. redelijkerwijs hebben moeten maken om de teruggaaf van de wijnaccijns te bewerkstelligen, en de zaak terugverwezen naar de rechtbank ter verdere afdoening.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben LFE c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster 1] mede door mr. M.W. Scheltema, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt LFE c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op € 4.895,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 3 september 2004.