ECLI:NL:HR:2004:AP1272
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie in civiele zaak over vorderingen en kosten tussen eiser en verweerders
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], verweerders in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Eiser vorderde een bedrag van ƒ 74.136,50, vermeerderd met wettelijke rente, en daarnaast een bedrag van ƒ 5.209,60 ter zake van buitengerechtelijke kosten en expertisekosten. Verweerders hebben de vorderingen bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 4.062,08 gevorderd, eveneens vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 3 april 1998 verweerders tot bewijslevering toegelaten. Na een enquête en contra-enquête heeft de rechtbank in een eindvonnis van 19 maart 1999 verweerders veroordeeld tot betaling aan eiser, maar het meer of anders gevorderde afgewezen. Verweerders hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een tussenarrest van 15 november 2001 ook verweerders tot bewijslevering heeft toegelaten. In een eindarrest van 24 oktober 2002 heeft het hof het vonnis van de rechtbank in conventie vernietigd en de vordering in conventie afgewezen, terwijl de vordering in reconventie werd toegewezen. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen deze arresten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.